Cognitieve beperkingen
Cognitieve erfenissen uit het verre verleden
Hieronder volgt een lijst van zgn. cognitieve beperkingen. Deze opsomming is bekend en niet nieuw. Het is echter interessant om deze lijst eens langs te lopen in het licht van onze voorgaande beschouwing. We zullen dus van al deze cognitieve beperkingen proberen aan te geven wat de relatie is met de eerder beschreven aandachtsgebieden.
a.
In het hedendaagse menselijke denken zit nog steeds een diepverankerde neiging om snel een conclusie te trekken op basis van een snel geconcipiëerd beeld (en dus een vereenvoudigd beeld) van de situatie. Aandachtsgebied 1 ligt hieraan ten grondslag. Het was belangrijk met weinig details al een conclusie te kunnen trekken. Dit scheelde tijd. Het doel was immers: snel kunnen handelen. Zie [2] blz. 326.
Deze manier van denken was adequaat in direct levensbedreigende situaties en leidde dus tot evolutionair voordeel.
Het is verrassend om te zien dat hier al een techniek zichtbaar wordt die later in het wetenschappelijk tijdperk zeer relevant zou worden: het denken in modellen. Een ingewikkelde probleem kan vaak met vrucht benaderd worden door een vereenvoudigde versie van de werkelijkheid te definiëren die zich wel wetenschappelijk laat oplossen.
De keerzijde voor de moderne mens is echter: de neiging tot te snelle / te simpele conclusies.
Een tweede erfenis m.b.t. aandachtsgebied 1 is: de neiging tot selectieve waarneming.
Er kan sneller gehandeld worden als men al een vermoeden of verwachting heeft van wat er aan de hand is of van wat er staat te gebeuren. Men heeft dan minder waarnemingen nodig.
b.
Het zoeken van verklaringen was van belang. In aandachtsgebied 1 leidde dat tot overlevingsstrategieën en dus ook tot angstreductie, gevoel van veiligheid, zelfvertrouwen en zekerheid. In aandachtsgebied 2 leidde dat tot vermeende verklaringen en vermeende oplossingen, maar dan wel vaak met de schijn van werking. Het gevolg was ook hier een bijdrage aan angsreductie en vertrouwen.
We wilden een verklaring, want die was nodig om te kunnen handelen. We vonden die ook meestal, als het ging om aandachtsgebied 1 en 2. Dus de neiging ontstond gaandeweg om te geloven dat er altijd een verklaring is. Het leereffect was ook dat je vertrouwen kon hebben in de gevonden verklaring.
De erfenis voor de moderne mens is een sterke neiging om in causale verbanden te denken.
c.
De resultante is uiteindelijk geweest dat het informatieverwerkende systeem gericht raakte op het zoeken van verklaringen in alle situaties waar sprake was van onbekendheid met het waargenomene, vaak aangeduid als fascinatie voor het onbekende.
Deze fascinatie is evolutionair gezien uitermate relevant geweest. Het leidde in de eerste plaats tot mogelijkheden van het brein om ernstige bedreigingen succesvol het hoofd te kunnen bieden, maar het leidde ook, door de niet te onderdrukken neiging tot duiding, tot de mogelijkheden om kansen te herkennen.
d.
Als het vinden van een verklaring de normale modus wordt, dan mogen we verwachten dat het niet kunnen vinden van een verklaring ook belangrijke consequenties had.
Voor aandachtsgebied 1 betekende dit: het niet kunnen duiden van de bedreiging, met als gevolg instandhouding van de angst. De mogelijke reacties waren dan: aanvallen of vluchten. Iets algemener: agressie of regressie. Sommige auteurs gaan zo ver agressie te extrapoleren tot wetenschap en regressie tot religie. Zie [2] blz. 335 en 336.
Het niet kunnen verklaren van ziekte (aandachtsgebied 2) betekende instandhouding van de bezorgdheid / ongerustheid en daarmee toenemende ontvankelijkheid voor andermans (vermeende) verklaringen.
Veemde / niet eerder opgemerkte verschijnselen / vreemde vermogens (aandachtsgebied 3) bleven de aandacht houden totdat een (vermeende) verklaring gevonden was. Het zal duidelijk zijn dat de verklaring dan meestal gevonden werd in de sfeer van wat wij nu bovennatuurlijke krachten of vermogens noemen. De erfenis voor de moderne mens is: de neiging / behoefte in bovennatuurlijke krachten en vermogens te geloven. Deze neiging werd door Paul Kurtz, hoogleraar filosofie en oprichter van de Amerikaanse pendant van Skepsis (CSICOP), de transcendente verleiding genoemd. Zie [1].
Voor aandachtsgebied 4 geldt dat de behoefte aan zingeving, kijkend naar de wereld om je heen als geheel, invulling kon krijgen in de vorm van een (in principe) willekeurig geloofssysteem. De kans op weerlegging was miniem, gezien de onoverbrugbare afstand tussen het belief system en de dagelijkse werkelijkheid.
e.
In het voorgaande is reeds geconcludeerd hoe fundamenteel de behoefte aan zingeving, geloof in bestiering en geloof in een hogere macht is.
Experimenten hebben laten zien dat mensen de neiging hebben koste wat het kost zin of betekenis waar te nemen, ook in het (mathematisch) onvoorspelbare of zinloze. Zie [2] blz. 241.
f.
In aandachtsgebied 1 t/m 4 ontbreekt steeds de lange termijn. Het is dus goed te verklaren dat het korte termijn denken van de mens beter ontwikkeld is dan het lange termijn denken.
De notie lange termijn bestond een groot deel van de evolutie überhaupt niet.
g.
In aandachtsgebied 1 en 2 was de impuls voor het zoeken van verklaringen (doods)angst, bezorgdheid of ongerustheid. De gevonden verklaringen voldeden (aandachtsgebied 1) of leken te voldoen (aandachtsgebied 2).
Voor aandachtsgebied 3 en 4 leken de gevonden verklaringen ook te voldoen. Ondanks onvoldoende inzicht in de materie werden verklaringen gevonden die leken te voldoen en die ook weinig kans maakten om weerlegd te worden. Ondanks onvoldoende inzicht (onvoldoende vanuit hedendaags perspectief) in de materie kon men zich dus “redden”. Anders geformuleerd: enig inzicht in de complexiteit van de dingen (op alle mogelijke gebieden, zoals we nu wel weten) ontbrak niet alleen, maar men kon er ook zonder. Er is dus vanuit het verre verleden op geen enkele wijze oog ontwikkeld voor de complexiteit der dingen.
Met het opkomen van reguliere wetenschap werd steeds duidelijker hoe ingewikkeld de dingen eigenlijk in elkaar zitten. Reguliere wetenschap is voor het grote publiek echter toch een black box. Mensen zullen dus in belangrijke mate doorgaan met het beoordelen van de werkelijkheid zonder oog voor de complexiteit der dingen.
Geconcludeerd kan worden dat deze bekende lijst van cognitieve beperkingen een duidelijk verband heeft met de hiervoor beschreven aandachtsgebieden. Ja zelfs, dat deze beschrijving in hoge mate een voorspelling van de cognitieve beperkingen geeft.
Voor verwijzingen: zie de subpagina Relevante verwijzingen.